Zij namen hem [= Jozef] en gooiden hem in de put. De put nu was leeg, er stond geen water in.
Genesis 37 vers 24
Zoals Jozef, de geliefde zoon van zijn vader, door z’n broers werd gehaat, haatten de Joden de Heere Jezus. Toen Jozefs broers hem zagen komen, wilden ze hem doden.
Eerst wierpen ze hem in een lege waterput en daarna aten ze hun broodje. De harten van de Joden waren net zo slecht, want de kruisdood van de Heiland was nauwelijks voltrokken of zij vierden het pascha.
De put waarin Jozef was, bevatte geen water. De Heere Jezus zonk echter weg in de grondeloze modder van onze zonden. Toen spoelden alle golven van het vreselijke oordeel van God over Hem heen.
Izak werd op het altaar gelegd, maar gespaard. Jozef werd in de put geworpen, maar bracht er het leven af. Toen Christus aan het kruis hing, spaarde God Zijn Zoon níet!
Toen Jozef door z’n broers en later als slaaf in Egypte wreed werd behandeld, was God bij hem. Toen de Heere Jezus aan het kruis de zonden droeg, uitte Hij de aangrijpende woorden: “Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?”
Het dagboek bestellen?