Ook wij waren voorheen onverstandig, ongehoorzaam, dwalend, verslaafd aan allerlei begeerten en hartstochten, levend in slechtheid en afgunst, hatelijk en elkaar hatend. Maar toen de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, maakte Hij ons zalig.
Titus 3 vers 3 tot en met 5
De gelovige christen is een mens die in zijn leven een richtingsverandering heeft ervaren. Eerst leefde hij zonder God. Nu, als een geliefd kind van Hem, is het zijn verlangen geen stap te doen zonder zijn Vader.
Dat hij een kind van God is geworden, is geen eigen verdienste. Dat voorrecht is hem door genade geschonken door God. Iedere dag verheugt hij zich daarover en dankt hij God ervoor.
Het is zijn grootste wens om nu ook als kind van God te leven, in overeenstemming met de wil van zijn Vader. Ook dat kan hij niet in eigen kracht. Maar hij weet dat zijn Vader hem die kracht wil geven. Daarom is hij zich bewust van zijn afhankelijkheid.
Hij is ook niet trots op wat hij heeft bereikt, op zijn eigen vroomheid. Hij beseft juist dat God daarvoor alle eer toekomt. Hij is nederig en ziet vol bewondering op naar zijn hemelse Vader.