God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn.
Openbaring 21 vers 4
Op 16 januari 1901 wilden zes bewoners van het eiland Wieringen een schaatstocht maken over de dichtgevroren Zuiderzee. Eén van hen kwam niet opdagen, dominee Bax. Zijn vrouw vond het maar niets en had stiekem de wekker verzet. Van de vijf die vertrokken, keerde één terug; hij voelde zich niet zo fit. De anderen zakten anderhalf uur na vertrek door het ijs en kwamen om. Een vrouw verloor zo op één dag haar man, zoon en kleinzoon. Zes weken later stierf ze van verdriet, nog vóórdat de lichamen waren gevonden.
Wat heerlijk: er komt een tijd waarin de dood niet meer zal bestaan! Ook geen rouw. De tranen worden afgewist.
Aan één dood zal tot in eeuwigheid wel worden gedacht: aan die van de Heere Jezus Christus, de Zoon van God. Want door Zijn sterven heeft Hij verzoening bewerkt. Aan het kruis heeft Hij het oordeel over onze zonden gedragen. Op grond van Zijn dood ontvangt ieder mens die in Hem gelooft, volle vergeving. Door Hem zullen we straks in de hemel kunnen wonen.
Het dagboek bestellen?