Zie, de hand van wie Mij verraadt, is met Mij aan de tafel.
Lukas 22 vers 21
De laatste nacht vóór Zijn dood was voor de Heere Jezus vol droevige en bittere ervaringen. In de hof van Gethsémané kwam één van de twaalf discipelen om zijn Meester door een kus aan te wijzen, opdat Zijn vijanden Hem konden grijpen. Wat moet die kus van Judas de Heere Jezus op de wang hebben gebrand! Dat een man die ruim drie jaren bij Hem was geweest, Zijn verrader was!
Maar dat was nog lang niet alles wat de Heiland in die nacht moest meemaken. De overige elf discipelen lieten Hem alleen en vluchtten. Zeven keer werd Hij verhoord, door onrechtvaardigen. En in die trieste omstandigheden moest Hij ondervinden dat één van de elven, één die Hem toch werkelijk oprecht liefhad, Hem onder eedzwering verloochende.
Toen Hij voor Pilatus stond, kozen de Joden voor een moordenaar en eisten zij de dood van hun Messias. De stadhouder veroordeelde Hem ten slotte tot de kruisdood, hoewel hij wist dat Hij onschuldig was.
Wat hebben mensen Hem toch onnoemelijk veel aangedaan!