Keer terug, HEERE, red mijn ziel, verlos mij, omwille van Uw goedertierenheid.
Psalm 6 vers 5
In de buurt van Ommen stak de fietser een spoorwegovergang over. Het was een 28-jarige Tsjech. Hij viel en kwam met zijn voet vast te zitten in de gleuf tussen de rails en het wegdek. Op dat moment gingen de bomen naar beneden. Een taxichauffeur die moest stoppen, sleurde de man voor de aanstormende trein vandaan. Daarbij verloor hij zijn schoen, want die zat klem, en zijn fiets, want die werd gegrepen door de trein. Maar zijn leven werd gered – en dat was toch heel wat belangrijker!
In de dagtekst vragen we God niet of Hij ons leven, maar of Hij onze ziel wil redden. Dat is nóg vele malen belangrijker! – Het leven van deze Tsjech en dat van ons allemaal is maar kort. Het zijn nog steeds de uitzonderingen die honderd jaar oud worden. De redding van onze ziel betreft de eeuwigheid. Het gaat erom, eeuwig geoordeeld te worden in de vuurzee óf tot in alle eeuwigheid gelukkig in de hemel te zijn, bij Christus en bij God de Vader!
Vragen we God onze ziel te redden? Hebben we ons tot Hem bekeerd en de Heere Jezus als onze Heiland aangenomen?