De ezel die de baarmoeder opent, moet u met een stuk kleinvee vrijkopen. Als u hem echter niet vrijkoopt, moet u hem de nek breken. Elke eerstgeborene van uw zonen moet u vrijkopen.
Exodus 34 vers 20
God eiste bij het volk Israël alle eerstgeborenen op, zowel van de mensen als van de dieren. Ze moesten geofferd worden. Alleen bij mensen en ezels gaf God de mogelijkheid om ze te lossen, ze vrij te kopen. Dat kon door het offer van een schaap of geit.
God trekt dus een parallel tussen de mens en de ezel. De ezel staat bekend om zijn koppigheid en z’n halsstarrigheid – en dat is precies de houding van een mens die nog niet met God is verzoend! Hardnekkig tot het uiterste, wijst hij Gods mogelijkheid om verlost en vrijgekocht te worden, van de hand.
Voor ons, zondige mensen, heeft God voorzien in een Plaatsvervanger: het Lam van God. De Heere Jezus kwam op aarde om Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. Op grond van Zijn offer, op grond van Zijn gestorte bloed kunnen we vrij worden van de zonde, van de dood en van het oordeel.
Wie van dat aanbod van God geen gebruik wil maken, is werkelijk nog dommer dan een ezel.