Geplaatst op

Het Rechte Spoor – 2020 | Zondag 15 maart

Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel (…) Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente.
Jesaja 50 vers 6 en 7

De profeet Jesaja sprak woorden uit die van toepassing zijn op de grootste van alle profeten, op Christus. De Heiland doelde hierbij niet op het lijden dat Hij van de zijde van God onderging als onze Middelaar en Verzoener. Het ging om de spot, smaad en mishandeling die Hij van de zijde van de mensen ondervond op Zijn weg naar het kruis, ja, zelfs nog tijdens de eerste drie uren op het kruis, totdat het donker werd.

Hij bracht tot uitdrukking dat Hij vastbesloten was die weg te gaan. Hij had Zijn gezicht als een harde steen gesteld. Hij had Zich bereid verklaard de wil van God te volbrengen. Er was niets wat Hem daarvan af kon brengen. Hij ging weloverwogen en met een vast voornemen naar Jeruzalem. Daar zou Hij Zijn uitgang volbrengen. Daar zou Hij sterven.

Hij was van de hemel neergedaald om Gods wil te doen. Hij was de enige Mens in Wie God volkomen welgevallen had, omdat Hij Zijn wil ook echt deed!

 

Het dagboek bestellen?