Geplaatst op

Het Rechte Spoor – 2020 | Zaterdag 7 november

Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet wankelen. In God is mijn heil en mijn eer; mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God.
Psalm 62 vers 7 en 8

Eyemouth ligt aan de oostkust van Schotland. Een visser liep daar over het strand. Hij werd aangevallen door zo’n vijftig zeehonden. Door tegen een rotswand op te klimmen, bracht hij zich in veiligheid. De kustwacht moest eraan te pas komen om de zeehonden te verdrijven.

David deed hetzelfde. Bij de gevaren die hem bedreigden, nam hij de toevlucht tot God. Hij was de Rots waar hij schuilde.

Hij dichtte deze Psalm, dit loflied tot eer van God. Wij mogen het met David meezingen – tenminste, als wij ook tot God gevlucht zijn om te ontkomen aan het dreigende oordeel over onze zonden.

Die Schotse visser had de zeehonden niets gedaan, maar waarschijnlijk voelden zij zich aangevallen. Wij hebben onze zonden zelf bedreven. Daarom hebben we dat oordeel ook werkelijk verdiend. Het is onze eigen schuld. Toch mogen we tot de hemelse Rots gaan, tot God. We mogen onze toevlucht bij de Heere Jezus zoeken, want Hij droeg dat oordeel ook voor ons!

 

Het dagboek bestellen?