Tot U roep ik, HEERE (…) Hoor mijn luide smeekbeden, wanneer ik tot U roep.
Psalm 28 vers 1 en 2
Helemaal in het zuidoostelijke puntje van Duitsland, tegen de grens met Oostenrijk aan, ligt Berchtesgaden. Een vrouw daar belde twee jaar geleden het alarmnummer 1-1-2: haar man was om het leven gebracht! Agenten en een arts stoven naar de plek des onheils. Er was weinig aan de hand. Een geparkeerde auto blokkeerde enkel haar garage. Ze dacht dat de politie sneller zou komen, als ze een moord meldde. Dat klopte ook. Het leverde haar bovendien een vette rekening op voor de inzet van de hulpdiensten. Ook raakte ze haar autosleutels kwijt, omdat de ‘weduwe’ een walm van alcohol om zich heen verspreidde, maar toch wilde instappen en wegrijden.
Als een mens tot God roept, hoort Hij onmiddellijk. Daartoe hoeft niemand zijn nood erger voor te stellen dan die is. Onze nood als zondaar ís groot! Wat is erger dan het eeuwige oordeel in de vuurzee? Als dat dreigt, kan een mens niet hard genoeg om hulp roepen.
We hebben de zekerheid dat God het hoort en direct reageert. Dat doet Hij, omdat Hij niets liever wil dan mensen van hun zonden en het oordeel te verlossen.