Geef mij geen armoede of rijkdom, voorzie mij van mijn toegewezen deel aan brood. Anders zou ik, verzadigd, U verloochenen en zeggen: Wie is de HEERE? of anders zou ik, arm geworden, stelen, en de Naam van mijn God aantasten.
Spreuken 30 vers 8 en 9
In een winkel op het centraal station in Hamburg werd een 33-jarige vrouw betrapt op diefstal. Ze had een lippenstift van 37 euro zonder betalen in haar zak gestoken. Agenten doorzochten haar tas. Ze keken verbaasd op: de vrouw had 23.000 euro contant geld bij zich! Het was dan ook geen diefstal uit armoede.
Salomo had het al aangegeven: in bittere armoede, als je hongerlijdt, loop je het gevaar te gaan stelen. Daarom begrijpen we zijn gebed: ‘O God, geef mij geen armoede!’
Begrijpen we ook zijn andere verzoek: ‘Geef mij geen rijkdom!’? Juist omdat de hebzucht in ieders hart zit, zijn er waarschijnlijk heel wat minder mensen die dit oprecht bidden. Als je rijk wordt, loop je het gevaar te denken dat je God niet nodig hebt. Het maakt ons snel onafhankelijk van Hem. We worden overmoedig – en dat gaat vroeg of laat fout. Het is nodig om doordrongen te zijn van onze machteloosheid. Om alles alleen van onze God en Vader te verwachten.
Het dagboek bestellen?