De HEERE, uw God, brengt u in een goed land (…) een land waarvan de stenen ijzer zijn, en waarin u uit zijn bergen koper kunt hakken.
Deuteronomium 8 vers 7 en 9
Aan de Melchertstraat in Rotterdam werd twee jaar geleden een pand gesloopt. ’s Morgens vroeg wilde een bouwvakker er aan het werk gaan. Er lag een man te slapen. Naast hem lag een tas vol koper. Hij seinde de politie in. Die kwam de man halen. In de cel mocht hij verder slapen. – Koper is duur geworden. Je krijgt er een goede prijs voor.
God had Abraham een goed land beloofd. Het volk Israël, zijn nageslacht, zou het bezitten. Mozes houdt het volk in de dagtekst iets voor van de rijkdom van dat beloofde land.
Ons heeft God de hemel beloofd. We zullen daar eeuwig mogen wonen. Hij spreekt daarover, opdat we ernaar gaan verlangen. In de Bijbel licht Hij af en toe een tipje van de sluier op om ons te laten weten hoe heerlijk het daar zal zijn. Maar we kunnen er ons geen voorstelling van maken; het is zó anders dan we nu kunnen begrijpen. Maar één ding staat als een paal boven water: het zal er heerlijk zijn. Wat een voorrecht dat God Zijn hemel voor ons heeft geopend en dat we daar eeuwig gelukkig zullen zijn!
Het dagboek bestellen?