Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. Want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij, mijn levensvocht veranderde in een zomerse droogte.
Psalm 32 vers 3 en 4
Bij de Chinese stad Shenzhen ligt een vliegveld. Daar liep in maart vorig jaar een man rond uit Hongkong. Hij viel op, omdat hij af en toe op de punten van zijn tenen liep. De douane verzocht hem zijn schoenen uit te trekken. Onder z’n inlegzooltjes had de smokkelaar duizend diamantjes verstopt. Dat liep niet zo lekker.
Het loopt nooit lekker als je dingen voor de Allerhoogste verborgen probeert te houden. David kon ervan meepraten.
Hij had gezondigd. Zoals het de mens eigen is, probeerde hij die ongerechtigheid uit alle macht te bedekken. Of hem dat bij de mensen echt gelukt is, weten we niet. Maar het is zeker: bij God lukte hem dat niet.
Zolang David zweeg, zolang hij zijn zonde verborgen hield, was hij diep ongelukkig. Naar buiten toe zal hij best een vrolijk gezicht hebben getrokken, maar vanbinnen verdorde hij. Pas toen hij zijn overtreding eerlijk aan God beleed, ontving hij vergeving en werd hij weer gelukkig.
Het dagboek bestellen?