Verlos mij, o God, want het water is tot aan de ziel gekomen. Ik ben gezonken in bodemloze modder, waarin men niet kan staan; ik ben gekomen in de waterdiepten en de vloed overspoelt mij.
Psalm 69 vers 2 en 3
Jozef werd door zijn broers in een droge put geworpen. De Heere Jezus werd door Zijn broeders naar het vlees, door de Joden, eveneens verworpen. ‘Weg met Hem! Kruisig Hem!’, schreeuwden zij.
Het kruis was voor onze Heiland als grondeloze modder. Hij kon daarop niet staan. Hij zonk erin weg. Hij ging erin onder. Nee, dat betreft niet het lijden dat de mensen Hem aandeden. Dat had een grens. Dat heeft Hij verdragen, zonder een klacht te uiten. Hij droeg het geduldig en met liefde.
Het was het lijden van de kant van God. Dát was voor Hem onmetelijk diep! Hij nam op het kruis de zonden op Zich van allen die zich met berouw voor God zouden buigen. Hij werd zelfs tot zonde gemaakt. Daarom moest God Hem verlaten. Dát was de verschrikking van het kruis.
Het was een onpeilbare smart die het hart van de Heiland vervulde. Het overspoelde Hem. Hij leed onzeggelijk. Maar Hij volbracht het!
Het dagboek bestellen?