HEERE, straf mij niet in Uw grote toorn, bestraf mij niet in Uw grimmigheid. Want Uw pijlen zijn in mij gedrongen, Uw hand is op mij neergekomen.
Psalm 38 vers 2 en 3
David smeekte het God: ‘Straf mij niet, sla mij niet’. De ware David, de Heere Jezus, heeft het ondervonden. God strafte Hem wel. De Heilige legde Zijn hand op Hem en drukte zwaar op Hem.
Die straf had de Heiland Zelf niet verdiend. Hij was zonder zonde. Ruim 33 jaar had Hij als Mens op aarde geleefd en nooit had Hij iets fout gedaan. Nooit was een verkeerd woord over Zijn lippen gekomen. Niet één slechte gedachte was in Hem opgekomen. Hij beantwoordde volmaakt aan Gods verwachtingen en eisen. Tóch werd Hij gestraft!
Het was de straf die anderen hadden verdiend. De straf die de Heere Jezus droeg, had op ónze hoofden moeten neerkomen. De pijlen die Hem raakten, hadden ons moeten treffen.
Het was Goddelijke liefde die Hem de kracht gaf onze Plaatsvervanger te worden. Hij liet alles over Zich komen, gewillig en geduldig als een lam. Hij is het Lam van God, onze hulde eeuwig waard!
Het dagboek bestellen?