Toen Hij in Bethanië was, in het huis van Simon de melaatse, kwam er, toen Hij aanlag, een vrouw met een albasten fles met zuivere, kostbare narduszalf en nadat zij de albasten fles gebroken had, goot zij hem uit op Zijn hoofd.
Markus 14 vers 3
Deze vrouw was Maria van Bethanië, de zus van Lazarus en Martha. Door haar daad toonde ze haar waardering voor de Meester en haar genegenheid voor Hem. Ze had aan Zijn voeten gezeten om naar Zijn woorden te luisteren. Ze was aangetrokken door de genade en waarheid die daaruit spraken.
Zij had bovendien – als enige! – begrepen dat de Heere Jezus moest sterven. Ze begreep ook: ‘Dat is voor mij!’ Ze wilde Hem zalven, al vóórdat Hij stierf en werd begraven. Want ze had ook begrepen dat Hij niet in de dood zou blijven, maar zou opstaan uit het graf. Daarom wilde ze Hem huldigen op het ogenblik dat het mogelijk was. Wat zal dat de Heere Jezus hebben verheugd!
Als christenen mogen we Hem iedere dag prijzen en hulde brengen, ook vandaag. Hij is dat volkomen waard. De genegenheid van Maria voor de Heiland en haar eerbetoon vormen een geweldig voorbeeld voor ons allemaal.