Ik echter, ik zal tot God roepen en de HEERE zal mij verlossen. ’s Avonds, en ’s morgens, en ’s middags zal ik klagen en kermen, en Hij zal mijn stem horen.
Psalm 55 vers 17 en 18
Een tijdlang woonden we in de woestijn Sinaï. Daar kwamen dagelijks karavanen van kamelen voorbij. Die werden ’s morgens beladen. Daartoe moesten ze knielen. Dan kregen ze hun last opgelegd.
De hele ochtend trok de karavaan dan verder. Rond het middaguur werd pauze gehouden. Dan moesten de kamelen opnieuw knielen en werd hun bagage recht gelegd en opnieuw vastgezet.
De hele middag gaat de reis verder. Tegen zonsondergang worden de kamelen moe. Eindelijk komt het bevel om neer te knielen. Deze keer wordt de last voor de nacht afgenomen. De dieren kunnen uitrusten.
God geeft ons ook lasten te dragen. We vinden het niet prettig, maar het is goed voor een mens. Hij helpt ons ze te dragen. In het gebed mogen we voor Hem neerknielen. Drie keer per dag? Nee, nog vaker. We hebben onbegrensde toegang tot God de Vader. We mogen biddend leven.
God neemt lang niet altijd de last weg, maar ondersteunt ons. We mogen Hem alles zeggen!
Het dagboek bestellen?