Saul zei: Die heeft men van de Amalekieten meegebracht, want het volk heeft de beste schapen en runderen gespaard om de HEERE, uw God, te offeren.
1 Samuël 15 vers 15
Een man reed over de A1. Bij Oldenzaal stak hij de grens met Duitsland over. Hij werd aangehouden. De Duitse agenten vonden in zijn kofferbak heel wat contant geld: 350.000 euro. Hij beweerde dat hij in Nederland een auto had willen kopen. Op het politiebureau had hij een ander verhaal: hem was alleen gevraagd om wat spullen te vervoeren, en hij wist niet wat er allemaal in de auto lag.
Het leken smoesjes. Z’n geld was hij kwijt.
Koning Saul had de opdracht van God gekregen om de Amalekieten uit te roeien, mét al hun vee. Hij deed het niet. Toen de profeet Samuël hem daarop aansprak, had Saul z’n woordje klaar: niet hij, maar het volk was nalatig geweest. En bovendien, ze hadden edele plannen, want ze wilden die dieren offeren.
Smoesjes. Ze waren ongehoorzaam geweest. God verlangt van ons allereerst dat we doen wat Hij zegt. Het heeft geen zin om ongehoorzaam te zijn, en dan Hem te gaan loven en prijzen en veel voor de Heere te doen. Hij verwacht gehoorzaamheid.
Het dagboek bestellen?