Verlos mij, o God, want het water is tot aan de ziel gekomen. Ik ben gezonken in bodemloze modder, waarin men niet kan staan; ik ben gekomen in de waterdiepten en de vloed overspoelt mij.
Psalm 69 vers 2 en 3
In bloemrijke bewoordingen beschreef David hier hoe hij zich voelde. Het was een voorafschaduwing van wat de Heere Jezus veel later heeft ondervonden.
Zoals iemand wegzinkt in het bodemloze slijk, heeft de Heiland de steeds toenemende haat en vijandschap van de mensen om Zich heen ervaren. Er kwam geen einde aan; het werd steeds erger.
Het ergste was echter het lijden dat van de zijde van God kwam. Toen Hij aan het kruis hing en daar onze zonden op Zich nam, moest God Hem verlaten. Want als de Heilige kon Hij met de ongerechtigheid geen gemeenschap hebben. Dat was voor de Heere Jezus een verschrikking.
Het was volkomen nieuw voor Hem, want omdat Hij de Zondeloze was, had Hij tijdens Zijn hele leven op aarde de omgang met God genoten. En op het kruis keerde die God Zich van Hem af!
Alsof Hij in het diepe water wegzonk, alsof de vloedgolven over Hem heen spoelden, zó leed Hij!
Het dagboek bestellen?