De HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u? (…) En de HEERE God zei tegen de vrouw: Wat hebt u daar gedaan!
Genesis 3 vers 9 en 13
Als God mensen vragen stelt, is dat niet, omdat Hij het antwoord niet weet. Hij is immers de Alwetende. Onze gedachten en motieven zijn Hem bekend. Met Zijn vragen wil Hij ons dingen duidelijk maken.
Nadat het eerste mensenpaar had gezondigd, legde God hun situatie bloot. Omdat het menselijk geslacht sinds die eerste zonde niet is veranderd, zijn Gods vragen nog steeds actueel.
– Waar bent u? – Tegenover God kan de mens zich niet beter voordoen dan hij is. Daarom verbergt hij zich en vlucht hij voor God. Hij begrijpt: zoals ik ben, pas ik niet in Gods tegenwoordigheid.
– Wat hebt u daar gedaan? – God legt Zijn vinger op onze daden. Door onze zondige gedachten, woorden en daden hebben we een schuld voor God opgebouwd die we niet kunnen betalen. We hebben dan ook het oordeel verdiend.
Om ons te kunnen verlossen, is de Heiland gekomen en aan het kruis gestorven. Wie in Hem gelooft, wordt gerechtvaardigd en behouden.